
foto Stadspartij-BPP
Begin juli heeft staatssecretaris Rummenie de Tweede Kamer geïnformeerd over de herziening van het stelsel voor jacht en faunabeheer. LTO heeft samen met de Nederlandse Organisatie Jacht Grondgebruik (NOJG), de Federatie Particulier Grondbezit (FPG), de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV), de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV), Agractie en Stichting Nationaal Kenniscentrum Faunabeheer (SNKF) gereageerd op de plannen van de staatssecretaris. De partijen willen dat er in Nederland beheersbare populaties van wilde dieren worden gerealiseerd, zodat schade aan landbouwgewassen en natuur kan worden voorkomen of beperkt. Op dit uitgangspunt zou het nieuwe stelsel gebaseerd moeten worden.
De partijen vinden dat zolang er geen balans is tussen dierpopulaties en te behalen doelen, schadebestrijding maximaal verantwoord ingezet moet kunnen worden om schade te voorkomen dan wel te beperken. Dat betekent dat het onderscheid tussen enerzijds jacht en anderzijds schadebestrijding en populatiebeheer, ook de basis moeten vormen voor het nieuw te vormen stelsel.
De plannen van de staatssecretaris leggen volgens te partijen te veel nadruk op uitbreiding van de wildlijst als mogelijkheid om faunaschade tegen te gaan. Hoewel dit ruimte kan bieden, zijn jachtmogelijkheden beperkt tot specifieke periodes – terwijl voor veel soorten jaarrond beheer noodzakelijk is om schade te voorkomen. Bovendien zou een uitbreiding van de wildlijst kunnen leiden tot het afbouwen of afbouwen van schadetegemoetkomingen. Daarmee komt het risico en de financiële last bij de grondeigenaar of -gebruiker te liggen, wat volgens de partijen zeer ongewenst is.
Verder geven de organisaties aan dat effectief faunabeleid alleen mogelijk is onder de voorwaarden: beheersbaarheid van populaties, jaarronde inzetbaarheid van beheermaatregelen, en betrouwbare databorging. De organisaties roepen de staatssecretaris op om grondig te onderzoeken of aan deze voorwaarden uitvoering gegeven kan worden binnen de stelselherziening, voordat er definitieve keuzes worden gemaakt. De partijen blijven constructief meedenken over een stelsel dat werkt in de praktijk én bijdraagt aan maatschappelijke doelen.