HomeNieuwsColumnVakantie: een terzijde?

Vakantie: een terzijde?

Doorbetaalde vakantie is ooit in internationaal perspectief gezien een recht geworden. Nog weer later werd daar een vakantietoeslag aan toegevoegd.
De oorsprong van de doorbetaalde vakantie ligt in die landen die in de 19e eeuw sterk industrialiseerden. Engeland, Duitsland en in een zekere mate ook Frankrijk. Arbeiders georganiseerd in vakbonden waren de geestelijke vader van het fenomeen vakantierecht en lieten er de gebruikelijke actiewapens met wisselend succes op los.

In 1905 was Duitsland koploper met een doorbetaalde vakantie van 6 werkdagen in 209 bedrijven. Dat was in 1921 gegroeid tot 86,7% voor alle arbeiders bij onze oosterburen. In navolging kregen bij ons de sterk georganiseerde typografen en diamantbewerker het in 1911 voor elkaar om als beroepsgroep een week doorbetaalde vakantie in hun cao te verwerven. Met de waarschuwing van de vakbondsleiding erbij om toch echt uit te rusten en te genieten en niet de ‘vrije dagen’ te benutten en elders te gaan werken om bij te verdienen. Naar het effect van deze waarschuwing is overigens geen wetenschappelijk onderzoek gedaan.

Daarna werd het internationaal wat kwakkelen, totdat in 1936 het socialistische kabinet van Léon Blum –na de nodige arbeidsonrust- de doorbetaalde vakantie van de arbeiders in Frankrijk invoerde.

Tja, ik schroom om het te vermelden maar het was tijdens de bezetting dat de Nazi’s ook in Nederland de doorbetaalde vakantie voor alle arbeiders realiseerden. Per ‘wet’ kregen in 1941 alle werkende Nederlanders zes doorbetaalde vakantiedagen. De Duitsers zelf kregen toen al twaalf vrije dagen per jaar.

Bakkum
Na de bevrijding werd op dit sociale recht doorgeborduurd en in de jaren 50 van de vorige eeuw zelfs geleidelijk uitgebreid met een vakantietoeslag. De toeslag was voor veel mensen noodzakelijk. Ik herinner me als kind nog dat het bij mijn ouders en in mijn woonbuurt een gebruik was om er de kolen voor het stoken van de haard in de winter van te kopen. Daarna schoot er nog iets over om een weekje, soms twee naar een gehuurd huisje in Bakkum te gaan. Ik hoor nog mijn moeder klagen dat ze het voor de kinderen deed, want dat het voor haar het verplaatsen van een huishouden betekende en daarbij moest aanmodderen met 18-eeuwse huishoud middelen en gereedschappen.

Van meet af aan was het de bedoeling dat het vakantiegeld gebruikt werd om op vakantie te gaan. Dit was gunstig voor de werkgever, die zijn personeel na de vakantie weer uitgerust zag terugkeren. Vandaar de beslissing van de regering en werknemers om het volledige bedrag in één keer aan het begin van de zomer uit te keren. Zo’n bestedingspatroon zou ook een teken zijn van een weer gezonder wordende economie. Mijn moeder schudde haar wijze hoofd als ze dit praatje hoorde en aan de broodnodige 5 mud kolen voor de winter.
Toen Bakkum of zoiets van ons kinderen dan ook niet meer hoefde gingen ook haar vakantierechten eindelijk in vervulling.

Thuisblijvers hebben iets uit te leggen
Inmiddels is het benutten van de jaarlijkse doorbetaalde vrije tijd en de extra toelage daarop tot een soort sociale verplichting uitgegroeid en leidt het tot een jaarlijkse uittocht naar allerlei toeristische oorden.
Gek genoeg heeft iemand die niet op vakantie gaat zelfs iets uit te leggen. Over de thuisvakantie hangt al gauw een sluier met een problematisch randje. Dat merkte ik toen ik dit jaar besloot lekker thuis te blijven.
 
Ik kan het me veroorloven na het hoogseizoen met vakantie te gaan. En ondertussen is het in het hoogseizoen heerlijk om te werken op kantoor! Weinig te doen, de arbeidsintensieve mensen met de kinderen zijn weg en de ontspannen collega’s die net als ik de vakantietrek aan zich voorbij laten gaan blijven over. Ruim plaats in het openbaar vervoer, wekenlang een weekendgevoel, iedereen optimistisch, weinig vergaderingen.
Bovendien is het werken in wereldstad Amsterdam, sinds het daar een groot cultuurfestival is geworden, een groot feest. Dus tijdens de werktijd is er genoeg tijd over om daar even van mee te genieten als was het maar met een lange middagpauze en een terrasje.

Ik geniet van de ijsjes die rond drie uur worden uitgedeeld. Dat je twee uur eerder naar huis kan en dan nog de laatste bent op kantoor. Iedereen tijd voor een praatje en een borrel. En dat je de rest van het jaar kunt zeggen dat je de hele vakantie hebt doorgewerkt (terwijl er niks te doen was en jij in de drukste werktijd op vakantie kunt).

En s ’avonds en in de weekenden op de fiets of met de auto genieten van de evenementen in de eigen stad en de regio en niet te vergeten het culturele erfgoed net over de Purmerendse stadsgrenzen.

Elite
Avonturiers moeten vooral lekker de wereld rondreizen, maar als je niet zo’n reiziger bent, blijf dan vooral lekker thuis. Mensen die veel reizen worden interessant gevonden. Maar als je van nature geen wereldreiziger bent, moet je lekker thuisblijven, dat is mijn credo. Benut je vrije tijd voor luieren en af en toe een uitstapje.

Het is met de reisvakantie net als met sport en spel. Eerst was dit allemaal voor de elite met dit verschil dat het verzetje plaatsvond wanneer het hun uitkwam. Inmiddels zijn ze voor de grote massa in cultureel en psychologisch opzicht en in een beperkte tijd net zo’n noodzakelijkheid geworden als eten en drinken. Steeds vaker vraag ik me af: willen de mensen diep in hun hart wel op vakantie van huis? Welke verborgen sociaal-psychologische druk drijft hen voort om het elders ineens te zoeken en zoveel geld uit te geven en het huiselijke comfort er voor een korte tijd aan te geven?

Tijdsbeeld
Arbeidsmoraal en vakantiecultuur gaan momenteel hand in hand. In de Grieks en Romeinse oudheid werd arbeid vooral als last gezien en vrije tijd als het hoogst nastreefbare. Arbeid was minderwaardig, een bezigheid voor slaven, arbeid werd als een straf gezien, vreemdelingen en bezitslozen waren afhankelijk van de arbeid die ze moesten verrichten.
De later calvinistische arbeidsmoraal, die bewust en onbewust nog steeds ons werkzame leven bepaald, paste goed bij het opkomende kapitalisme in de zestiende eeuw en de latere industrialisatie in de 19e eeuw. Hard werken, de talenten laten zien die je van God had gekregen en sober leven in de alledaagse wereld vormden de opdracht voor de mens, dat is de basisleer.

Tegenwoordig hechten we ook weer wat meer waarde aan vrije tijd en vrije tijdsbesteding net als in de Griekse en Romeinse oudheid. En net als toen hebben ‘de overheid’ en bepaalde maatschappelijke groeperingen de vrije tijdsbesteding in de samenleving beïnvloed door middel van recreatiegebieden aan te leggen voor families of schoolgezelschappen en zo is er voor iedereen wel iets te vinden waarmee de vrije tijd kan worden gevuld. Nu echt de tijd er nog voor kunnen nemen, maar dit terzijde!

Column artikelen