Jan Peter Balkenende is het meest bekend geworden door de norm die naar hem is genoemd. Hij zal er daarmee ook de geschiedenis ingaan. De balkenendenorm (ook JP-norm, minister-presidentnorm of premiernorm) is de bepaling dat in de (semi)publieke sector Nederland iemand niet meer zouden mogen verdienen dan de minister-president. Volgens deze norm wordt het brutosalaris 181.773 euro. Daar bovenop komt een maximale onkostenvergoeding van 15.685 euro plus een maximale reguliere pensioenpremie van 28.771 euro. Alles bij elkaar: 226.229 euro.
De limiet voor feitelijke beloningen kan hoger uitvallen dan 226.229 euro, omdat het kabinet per sector aparte beloningsovereenkomsten wil afsluiten. Die kunnen onder de norm komen, maar ook erboven. De vorige regering Balkenende heeft hiervoor geen wet, maar wel een wetsvoorstel achtergelaten voor het nieuwe kabinet Rutte. Het wetsvoorstel voor een balkenendenorm in de publieke sector ligt nu nog bij de Raad van State. De Tweede Kamer moet dit voorstel erna nog behandelen en goedkeuren. Volgens dit wetsvoorstel mogen bestuurders 30% meer verdienen dan de minister-president nu verdient. En lang niet alle bestuurders die betaald worden van publiek geld hoeven zich straks aan de norm te houden, als deze wet door de Kamer zou worden goedgekeurd.
De Tweede Kamer heeft daar bovenop onlangs een motie aangenomen waardoor medewerkers van gemeenten of gemeentelijke instellingen niet meer mogen verdienen dan een wethouder. Minister Donner liet weten dat deze motie voor hem onuitvoerbaar is. Het salarisgebouw van de lokale overheid is een zaak voor de lokale besturen, zo stelt hij terecht.
Tot nu toe dacht ik dat alleen socialisten van de oude stempel waren te herkenen aan het principe dat ‘het salaris van een ander te hoog is’. Die mastodonten zitten momenteel vooral bij de SP. Maar daarmee doe ik andere partijen tekort is mij thans gebleken. In de kamer was een meerderheid voor de SP motie. Een verrassende combinatie van SP, PvdA, GroenLinks, Partij voor de Dieren, de ChristenUnie en de PVV stemden voor de SP motie.
Het virus heeft zich ook spoorslags uitgespreid naar alle partijen in de Amsterdams raad. De gemeenteraad nam namelijk unaniem een motie aan van de SP. Medewerkers van de gemeente Amsterdam mogen voortaan niet meer verdienen dan een wethouder. Een wethouder verdient in Amsterdam rond de 110.000 euro per jaar, met toeslagen erbij ongeveer 136.000 euro. En het virus wordt verder door de socialistische jehova’s, zoals ze wel eens liefdevol worden genoemd, over de rest van Nederland verspreid. Daar waar zwakke politici zitten krijgen ze een voet tussen de deur.
Het invoeren van een wethoudersnorm treft grote en kleine gemeenten. In grote gemeenten gaan goede, dure ambtenaren weg en kleine gemeenten kunnen niet meer concurreren op de arbeidsmarkt van ambtenaren. Een wethoudersnorm als bepalende factor voor wat een (top)ambtenaar mag verdienen is ook het ten onrechte combineren van twee verschillende markten. ‘De kiezersmarkt, die bepalend is of iemand wethouder wordt, is niet hetzelfde als een arbeidsmarkt. De Ajax-voorzitter verdient ook niet hetzelfde als de voetballer Suarez.’ Een wethoudersnorm past ook niet bij het streven naar een overheid die kan concurreren met andere werkgevers. En ik kan u verzekeren dat topambtenaren met topsporters kunnen worden vergeleken. Maar ze zullen nu schaarser gaan worden als het normenvirus vaste grond krijgt.
Ik ontken niet dat er topmanagers werkzaam zijn, zowel in dienst als externen, bij de overheid en semi publiek sector die wat het inkomen betreft ruim boven de balkenendenorm en de wethoudersnorm uitkomen. Maar die zijn in de meeste gevallen aangesteld c.q. ingehuurd door gekozen bestuurders of de verlengstukken daarvan: regering en bestuurscolleges. Dus wat zeggen deze normen nu? Dat de inkomens van de minister-president en de wethouders te laag zijn misschien?
Ik kan niet anders dan concluderen dat de door ons gekozenen politici zichzelf niet meer vertrouwen om juist en met gezond verstand de afweging te maken tussen prestatie en beloning. Buitensporige beloningen uit de losse pols gegeven zijn daar nu het gevolg van. Niemand die degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn of waren met naam en toenaam tot de orde roept. Ik heb hierover in de Kamer noch gemeenten een motie van wantrouwen gezien. De controletaak van onze gekozen kamerleden en raadsleden faalt daarin jammerlijk. Je zou haast gaan pleiten voor een toelatingsexamen om je kandidaat te mogen stellen als kamerlid of raadslid. Met eisen door mij geformuleerd en bekend te maken onder de Meandernorm.
Nu word dus een bureaucratisch circus van regels en procedures opgetuigd om bestuurlijke uitwassen op salarisgebied te bestrijden. Verstandige bestuurders zullen allerlei creatieve oplossingen bedenken en toepassen om onder dit keurslijf uit te komen. Het wetsvoorstel met betrekking tot de balkenendenorm biedt daarvoor alle ruimte. Zo zal de wethoudersnorm zich ook wel ontwikkelen. Misbruik is helaas niet uit te sluiten en zal niet worden afgestraft. Controle en tot verantwoording roepen door kamerleden en raadsleden zal namelijk niet plaatsvinden. Dat voorspel ik u op grond van de historische ervaring.
Omdat specialisten vaak boven de balkenendenorm verdienen, is het gevolg ook dat toppers zich vaker als interim-manager zullen verhuren aan organisaties in de publieke sector. De beloning gaat dan per saldo omhoog. Er vindt dan ook geen kennisopbouw plaats in de organisatie.
Voor mijn branche dus booming business, maar dit terzijde.
Verstandige bestuurders zullen kwaliteit steeds voorop blijven stellen en dus niet op een paar centen kijken. De effectiviteit, het resultaat, telt voor hen.
Bestuurders die een amateuristische instelling hebben blijven gaan voor goedkoop is duurkoop of steken nog gemakkelijker hun kop in het zand.