HomeNieuwsSociale ZakenInburgering vraagt om waardenverbinding en menselijke maat

Inburgering vraagt om waardenverbinding en menselijke maat

Met de nieuwe Wet inburgering krijgen gemeenten in 2022 de regie over de inburgeringstrajecten. Nu ligt de verantwoordelijkheid vooral bij de inburgeraar zelf. Het doel van de vernieuwing is: inburgeringstrajecten van hogere kwaliteit en veel meer op maat. Hoe gaat dat eruitzien voor gemeenten?

Mohammed al Temimi hakt al enige tijd met dit bijltje. Voor de gemeente Rotterdam gaf en geeft hij vorm aan meer regie binnen het huidige stelsel. Dit om te voorkomen dat huidige inburgeraars tussen wal en schip vallen. Hij nam onder meer het initiatief voor een kwaliteitsconvenant tussen 16 gemeenten in de regio en verschillende taalaanbieders. Ook werkt hij vanuit Divosa mee aan de ondersteuning van gemeenten bij de implementatie van de nieuwe wet.

Waardenverbinding

Mohammed hamert direct op wat in zijn ogen een belangrijke basis moet zijn voor de ‘nieuwe’ begeleiding en ondersteuning: waardenverbinding en goede informatie. ‘Ik zal een voorbeeld geven. Betrouwbaarheid is in het Midden-Oosten heel belangrijk. Geef je iemand je woord, dan kom je dat na. In Nederland is betrouwbaarheid ook dat je op tijd komt. Die waarden kun je eenvoudig aan elkaar verbinden.’

Veel mensen komen uit een situatie waar ze nul vertrouwen hadden in de overheid en continu in een ‘vechttoestand’ verkeerden. Van daaruit geven ze ‘de overheid’ – ook nu nog – vaak verkeerde informatie en wantrouwen de informatie die ze zelf vanuit deze overheid ontvangen. ‘Ik heb het vaak met mensen over het naleven van belastingregels gehad’, illustreert Mohammed. ‘Toch blijven mensen belasting maar boete noemen. We zullen hun de regels herhaaldelijk moeten uitleggen en hen die laten ervaren. Praktijkvoorbeelden helpen daarbij. Ze moeten herkennen dat de overheid het hier goed met hen voorheeft.’ Voor de waardenverbinding en het herkennen en wegnemen van belemmeringen kan het werken met sleutelpersonen die eenzelfde culturele achtergrond hebben, volgens Mohammed van toegevoegde waarde zijn.

‘Culturele’ handhaving

Hij vindt dat belangrijk omdat hij heeft gezien waartoe verkeerde informatie kan leiden. Tot situaties die hele gezinnen ontwrichtten aan toe. Mohammed: ‘Het helpt ook om misbruik van regels te voorkomen. Zo ging de tamtam dat vrouwelijke gezinsmigranten in sommige gevallen alsnog asiel konden aanvragen als ze slachtoffer waren van huiselijk geweld. Het aantal meldingen van mishandeling steeg enorm. In Rotterdam is het participatieverklaringstraject belegd bij een organisatie die cultuursensitief te werk gaat. Die hebben daar direct hun manier van werken op aangepast. In de sessies met de vrouwen werd huiselijk geweld nog steeds besproken, maar niet meer met de koppeling naar asiel. Vanuit het vierogenprincipe leverde de organisatie maatwerk in individuele gesprekken. Iemand met dezelfde culturele achtergrond helpt om dergelijke signalen te herkennen en daarop te anticiperen.’

Onder de nieuwe Wet inburgering is handhaving een laatste remedie. Met een instelling als ‘je bent te laat, dus je krijgt een boete’, raak je de mensen kwijt. ‘Met de juiste tools en bewuste medewerkers kun je bepalen of je te maken hebt met een onwillige, onwetende of onmachtige. Een Irakese man kreeg werk bij een boer. Elke ochtend moest hij om zes uur paraat staan om koeien te melken. Zijn vrouw bracht de kinderen naar school. Maar zijn vrouw was analfabeet en verdwaalde steeds op de weg terug. Tot zijn spijt moest de man de boer afbellen om zijn vrouw te helpen. Kijk, hier moeten we als gemeente niet sanctioneren, maar een creatieve oplossing bedenken. In deze casus betekende dat ervoor zorgen dat iemand de vrouw wegwijs maakte.  

Menselijke maat

Mohammeds ervaringen en ideeën rond inburgering laten zich het beste vangen onder het begrip menselijke maat. Hij drukt gemeenten op het hart om dit altijd in het oog te houden. ‘Maatwerk met perspectief’, vertaalt hij het naar de praktijk. Hij legt uit dat asielstatushouders vaak alles zijn kwijtgeraakt en eigenlijk alleen hun competenties en kennis meebrengen. Dat is het enige wat ze nog bezitten en vormt hun basis van waaruit verbindingen gelegd kunnen worden. Zeg je dan dat ze daar in Nederland niets aan hebben, dan sla je de bodem onder ze weg.

Vanuit die basis moeten we juist streven naar het hoogst haalbare. Op het gebied van werk en taal.’ Wat betreft werk benadrukt Mohammed vanuit zijn ervaring dat het belangrijk is om het aanleren van nieuwe vaardigheden bij werkgevers stap voor stap te doen. Kijken we naar taal, dan moeten gemeenten de mensen die meer kunnen en willen eruit weten te pikken en ondersteunen. ‘Stel iemand is analfabeet en volgt daarom de zelfredzaamheidsroute. Halverwege wordt de kans dat hij taalonderwijs op B1-niveau kan volgen ingeschat op fifty-fifty. Ik zeg dan dat we daarvoor moeten gaan. En ja, dat vraagt inderdaad heel veel van consulenten én aanbieders van taalonderwijs.’

Netwerk bouwen

Het is een grote hap die gemeenten op hun bord krijgen. Mohammed geeft aan dat Rotterdam daarom veel gaat samenwerken met maatschappelijke en vrijwilligersorganisaties. Dat hoort wat hem betreft ook bij de regie. Zonder samenwerking tussen alle partijen binnen de keten is de opdracht wat hem betreft tot mislukken gedoemd. ‘Ook gemeenten onderling moeten, zoals dit in Rotterdam en Rijnmond is gebeurd, regionaal de handen ineenslaan bij de aanbesteding van taalonderwijs. Zo hebben ze meer volume en gelijke kwaliteitseisen.’

Mohammed geeft aan dat de beste argumenten voor samenwerking tussen gemeenten de lagere kosten en hogere kwaliteit zijn. ‘Wij hebben de samenwerking vormgegeven op basis van gelijkwaardigheid. Diezelfde gelijkwaardigheid zoeken we met de aanbieders. Zo brachten we voor alle taalaanbieders in kaart waar ze goed in zijn. Denk aan onderwijs aan lager of juist hoger opgeleiden. Daarna namen we ze mee in onze manier van werken en lieten hun zien dat er genoeg aanbod is voor iedereen.’

Echte verbinding

Die verbinding vindt Mohammed onmisbaar. Hij noemt het barrièremodel van belang om gemeenten te helpen om malafide taalaanbieders te weren. Maar daarnaast verdienen juist de op het oog bonafide aanbieders veel aandacht. ‘Ga in gesprek met die bureaus om te kijken hoe je samen een goede kwaliteit kunt bewerkstelligen. Bijvoorbeeld welke zaken je op welke manier kunt vastleggen om de voortgang van de inburgeraars te monitoren. Wij hebben hiervoor regionaal een kwaliteitsconvenant gesloten met onze aanbieders en we bezoeken hen ook regelmatig. Niet alleen om de kwaliteit te controleren, maar ook gewoon om te vragen hoe het gaat.

Sociale Zaken artikelen