HomeNieuwsRuimtelijke OrdeningMet sterke schouders en rechte rug biedt Omgevingswet onvermoede kansen

Met sterke schouders en rechte rug biedt Omgevingswet onvermoede kansen


De Tweede Kamer is op 1 juli met een overweldigende meerderheid (144 van de 150 stemmen) akkoord gegaan met de Omgevingswet. Het betreft de grootste wetgevings- operatie sinds de Grondwet van 1848, en de gevolgen voor de ruimtelijke ordening en milieubescherming kunnen enorm zijn
.

Kúnnen. Want de Omgevingswet kan opgevat worden als een revolutionaire wet, die alle bestaande heilige huisjes vertrapt, maar ook als oude wijn in nieuwe zakken.

De wet stelt de gemeente centraal, vergelijkbaar met de recente decentralisatie in het sociale domein. Maar veel verantwoordelijkheid wordt vervolgens naar bewoners en ondernemers overgeheveld. Het is de bedoeling dat ieder project tot stand komt in dialoog met omwonenden en belanghebbenden. Elk project moet ook bijdragen aan betere omgevingskwaliteit.
De wet maakt de omslag van toelatingsplanologie (projecten zijn alleen mogelijk als ze expliciet zijn toegestaan) naar uitnodigingsplanologie (alle projecten die bijdragen aan de omgevingskwaliteit zijn welkom, tenzij ze expliciet verboden zijn). Het keurslijf aan normen en regels wordt versoepeld er ontstaat meer ruimte voor afweging door de politiek. Juridische rechtszekerheid zal daarmee afnemen. Ambtenaren en adviseurs toetsen niet of een plan in strijd is met de regels, maar denken mee met de initiatiefnemer, opdat zijn plan een bijdrage levert aan de maatschappelijke doelen van de gemeente.

Paradigmashift

Het is een paradigmashift. De klassieke planologie projecteert gewenste ontwikkelingen op een kaart: iedere plek krijgt in principe een bestemming, om zo de complexe werkelijkheid een beetje in de hand te houden. Deze manier van werken tekent de idealistische, haast utopische stedenbouw van voor en na de Tweede Wereldoorlog. Denk: Le Corbusier en Van Eesteren en functionalisme en modernisme.

In de loop der jaren bleek voorspellen moeilijker. Bovendien komen op iedere plek juist veel functies samen. Ook de rol van de overheid veranderde van regelneef, via facilitator naar co-creator. Om de gesimplificeerde regelgeving in de pas te houden met de complexe werkelijkheid, werden tal van hulpconstructies verzonnen: artikel 19-procedures; beleidsregels die voorspellen wanneer je toestemming krijgt om af te wijken van het bestemmingsplan; procedures die het mogelijk maken om in strijd met die beleidsregels toch af te wijken van het bestemmingplan. Door al die bomen werd het bos onzichtbaar.

De Omgevingswet maakt daar een einde aan: iedere locatie kent tal van functies, initiatiefnemers krijgen de ruimte, en het gezond verstand zal zegevieren boven de strakke normen en regels.

Razend knap

Het moet gezegd: de Omgevingswet is zo beschouwd weinig minder dan een revolutie. Wat vooral zo razend knap is aan deze wetgevingsoperatie, is dat ondanks dit vernieuwingsstreven, de ouderwetse toelatingsplanologie niet onmogelijk gemaakt wordt. Het nieuwe bestemmingsplan, genaamd omgevingsplan, kan een flexibel en inspirerend kwaliteitsdocument worden, maar het kan evenzogoed een dor juridisch stuk blijven waarin tot in de meest bizarre details geregeld wordt wat ergens is toegestaan. Bij voorbeeld de kleur en het materiaal van de vloerbedekking in een door de gemeente waardevol geacht pand.

Wie bang is voor vernieuwing en moe van het voortdurend veranderen, wordt met deze wet op zijn wenken bediend. Er hoeft niet veel te veranderen ten opzichte van het bekende. Maar wie snakt naar vernieuwing, naar een gekortwiekt regelwoud en ruimte zoekt voor ontwikkeling met kwaliteit komt minstens zo goed aan zijn trekken. Bijna alles kan anders dan we gewend waren, maar bijna alles mag ook hetzelfde blijven.

Onafhankelijke advies

Voor de traditionele welstandsadvisering is de Omgevingswet geen goed nieuws. Nu wordt iedere aanvraag om een omgevingsvergunning geweigerd als het plan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, te beoordelen door een welstandscommissie. Op die wettelijke regel zijn uitzonderingen mogelijk: er kunnen welstandsloze gebieden worden aangewezen, en de welstandscommissie kan ook door een ambtelijke toets vervangen worden, maar fundamenteel is het wettelijke voorschrift.

Dat verdwijnt in de Omgevingswet. Wat wettelijk verplicht was, wordt nu geheel facultatief. Sectoraal welstandsbeleid en aparte welstandsnota’s verdwijnen, maar een gemeente kan in het omgevingsplan bepalen dat er (in een bepaald gebied, of overal) gelet wordt op het uiterlijk van bouwwerken. Een dergelijke vage regel moet onderbouwd worden met zogenaamde ‘beleidsregels’, waar de beoordelingscriteria in staan. En de gemeente is vrij om te bepalen wie die beleidsregels interpreteert: ambtenaren of onafhankelijke adviseurs. En zo laat de Omgevingswet dus alle ruimte open om vrijwillig op de oude voet door te gaan.

Gemeenten moeten op grond van de Omgevingswet wel een onafhankelijke adviescommissie benoemen die zich uitspreekt over verbouwing, sloop of verplaatsing van rijksmonumenten. In het Kamerdebat is duidelijk geworden dat deze commissie bij voorkeur over veel meer kwaliteitsvragen adviseert dan alleen over rijksmonumenten. In een motie van VVD en PvdA is vastgelegd dat de gemeentelijke commissie ook ingezet moet worden om initiatiefnemers zo vroeg mogelijk te inspireren en ‘uit te dagen om hun plannen met zo veel mogelijk kwaliteit en consensus te realiseren’, zodat het welstandstoezicht achteraf geleidelijk steeds minder nodig zal zijn. Zo is via een achterdeur de integrale adviescommissies ruimtelijke kwaliteit van een stevige wettelijke basis voorzien, en van een hoopgevende opdracht.

Cultuuromslag

Nu de Omgevingswet door de Kamer is, mogen we de kansen die de wet biedt niet laten lopen, kansen die te maken hebben met een nieuwe mindset, met een cultuurverandering onder bestuurders, ambtenaren, adviseurs en initiatiefnemers. De toetsende houding, waarin de overheid ervoor zorgt dat zijn burgers uitsluitend tussen de lijntjes kleuren, is niet meer van deze tijd: burgers en bestuur zullen hun eigen initiatieven moeten inpassen in gemeenschappelijk gedragen doelen. Dat vereist de moed om te vertrouwen in de lokale democratie, in het gezonde verstand van initiatiefnemers, ambtenaren, verantwoordelijke bestuurders en hun democratisch gelegitimeerde controleurs. Het vereist dapperheid om te werken aan beleid en werkwijzen die niet bij voorbaat Raad van State-proof zijn, maar die garanderen dat initiatieven bijdragen aan een gezonde, veilige leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit.

Lees hier over de moties en amendementen die in het Kamerdebat zijn aangenomen

Ruimtelijke Ordening artikelen