Naar aanleiding van het vorige memo aan de raad over kinderopvang bij WWB’ers en inburgeraars, zijn er o.a. door de Stadspartij aanvullende vragen gesteld:
- is de huidige capaciteit kinderopvang voldoende,
- staan er nu klanten op de wachtlijst voor kinderopvang, en
- is dit een belemmering voor hun re-integratie of inburgeringstraject?
De wethouder heeft hierop als volgt geantwoord.
Antwoord
Een korte inventarisatie op de afdeling Werk en Welzijn leert dat de nood voor kinderopvang bij de doelgroep WWB’ers en inburgeraars niet torenhoog is, maar er is ook zeker geen overschot aan kinderopvangplaatsen. Verder blijkt dat de behoefte aan kinderopvang een ‘grillig’ verloop kent: de behoefte aan plaatsen kan per maand sterk verschillen. Ook is het zo dat er door klanten en gemeente gezocht wordt voor creatieve oplossingen voor het kinderopvangprobleem, bijvoorbeeld door de re-integratieactiviteiten zodanig te plannen dat kinderopvang niet meer nodig is. Hieronder wordt eerst nader ingegaan op de kinderopvang voor WWB’ers, en vervolgens wordt de kinderopvang voor inburgeraars behandeld.
Re-integratie
- Van de ca. 1.000 mensen in de uitkering, zijn er 330 klanten met een zorgtaak voor hun kind. Van deze groep hebben er 216 geen opvang voor hun kind. Voor kinderen tot 12 jaar kunnen mensen zich beroepen op de zorgplicht, en is de gemeente verplicht te faciliteren in kinderopvang (zie: Verordening re-integratie 2005). Voor oudere kinderen geldt dit niet meer. Wanneer we de kinderen van 12 jaar en ouder in mindering brengen op de 216, komen we uit op: 156 klanten met een zorgtaak voor een kind tot 12 jaar waarvoor geen opvang is. Van deze groep van 156 geldt dat er 48 klanten een kind hebben onder de 4 jaar.
- Uit de bestanden van Werk en Inkomen blijkt dat lang niet voor de gehele groep van 156 de zorgtaak voor kinderen of het gebrek aan kinderopvang een belemmering is. In ca. 35 gevallen wordt aangegeven dat de zorgtaak voor kinderen een belemmering is om deel te nemen aan een re-integratietraject. In ca. 10-15 gevallen wordt kinderopvang expliciet genoemd als belemmering om een re-integratietraject te volgen. In de overige ca. 20-25 gevallen spelen andere belemmeringen rondom de kinderen een rol, bijvoorbeeld het feit dat het kind ernstig ziek is, dat het kind extreem veel verzorging in huis nodig heeft, of dat de ouder de zorg heeft over veel kinderen tegelijk.
- Door casemanagers wordt aangegeven dat het gebrek aan buitenschoolse opvang (voor kinderen vanaf 4 jaar) iets vaker een belemmering is dan het gebrek aan opvang bij een kinderdagverblijf (0 tot 4 jaar). Verder wordt gesteld dat de kinderopvang geregeld een probleem is voor mensen die onregelmatige werktijden hebben of voor mensen die niet-courante diensten moeten draaien (bijvoorbeeld mensen die na afronding van een beveiligingsopleiding ook daadwerkelijk aan de slag gaan in de beveiliging).
- De wachttijd voor kinderen tussen 0 en 4 jaar voor een kinderdagverblijf bedraagt ongeveer een half jaar, en er staat momenteel 1 klant op de wachtlijst.
- De wachttijd voor buitenschoolse opvang (voor kinderen vanaf 4 jaar) fluctueert sterk in de tijd. Verder is de wachttijd onder andere afhankelijk van het feit of de opvang bij de school is georganiseerd of niet: als de buitenschoolse opvang bij de school in zit is de opvang vaak sneller geregeld dan wanneer dit niet het geval is en kan de wachttijd enkele weken tot enkele maanden zijn.
- In een aantal gevallen wordt het gebrek aan kinderopvang door klanten als argument aangedragen om niet mee te hoeven doen aan een traject. Omdat dit argument niet direct weggenomen kan worden met een direct beschikbare plek, gaat er eerst tijd over heen om een geschikte plek te vinden. Wanneer die gevonden is, komt soms pas het ware probleem naar voren (anders dan het kinderopvangprobleem).
Inburgering
- Bij Inburgering is bekend dat er ongeveer 10 mensen zijn die in verband met een gebrek aan kinderopvang niet aan hun traject kunnen beginnen.
- De ervaring is in het algemeen dat de klanten hun kinderen niet graag naar een crèche willen sturen of naar een autochtone oppas. Soms is het ook een gebrek aan vaardigheden van de klanten om de opvang te regelen: ze moeten organisaties benaderen, formulieren invullen enz. Natuurlijk worden deze mensen hierbij wel zo veel mogelijk ondersteund, maar dan nog kan het een drempel zijn. In een klein aantal gevallen lijken klanten het gebrek aan kinderopvang te gebruiken om niet naar school te hoeven gaan.
- Op het ogenblik wordt gekeken naar alternatieve oplossingen om aan de behoefte bij deze doelgroep tegemoet te komen. Voorbeelden zijn het kinderoppasproject bij het VIP-centrum in Wijkcentrum De Vooruit en de mogelijkheid om kinderoppas te laten aanbieden door de bedrijven die de inburgeringstrajecten aan ons leveren. Vanuit het ministerie van VROM zijn hiervoor ook extra middelen toegezegd voor het jaar 2009.
Bron: memo wethouder Daan