Staatssecretaris Wiebes (Financiën) heeft zijn voorstel over wijziging van de stortbelasting vanaf 1 januari 2015 verder uitgewerkt. Zowel storten als verbranden van afval wordt belast, met als opbrengst € 100 miljoen per jaar. De VNG vraagt bij de staatssecretaris nogmaals aandacht voor ons redelijk alternatief voor de invulling van de stortbelasting.
In het hele onderzoekstraject naar een passend alternatief voor de oorspronkelijke € 100 miljoen stortbelasting heeft de VNG steeds ingezet op een vergroenende maatregel die neerslaat bij de producent en niet bij de burger.
Grondstoffenheffing op gebruik van virgin grondstoffen of een verpakkingsbelasting werd niet onderzocht in de verkennende onderzoeken (PBL en CE Delft) in opdracht van Financiën. De VNG kon zich hier niet in vinden.
Aandachtspunten
De VNG heeft in een eerdere brief aan de staatssecretaris én in bestuurlijke overleggen steeds de volgende punten aangedragen:
- VNG en Rijk zijn het erover eens dat een gematigde lokale lastenontwikkeling een gezamenlijke zorg is van Rijk en gemeenten. Dit is een jaarlijks onderwerp op het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen. Een lastenverzwaring voor gemeenten via de belasting op storten en verbranden van restafval leidt tot een stijgingde afvalstoffenheffing voor de burger. Ten principale is het niet correct en in strijd met gemaakte afspraken over lokale belastingen om een gat in de Rijksbegroting te dichten met gemeentebelastingen.
- Wij blijven erbij dat een verpakkingenbelasting of heffing op gebruik van virgin grondstoffen past binnen het programma VANG (Van Afval Naar Grondstof) van I&M. Met deze maatregel ontziet het Rijk de belastingbetaler, maar slaat de belasting neer bij de producent aan de voorkant van de grondstoffenketen.
- In sterk verstedelijkte gebieden ligt het scheidingspercentage veel lager dan gemiddeld in Nederland, vooral door veel hoogbouw. Op basis van het voorstel van 2 juli aan de Tweede Kamer is de schatting dat huishoudens in grote (hoogbouw) gemeenten minimaal € 20 euro méér afvalstoffenheffing moeten betalen. Dit doet de inspanningen om de afvalstoffenheffing omlaag te brengen door meer afvalscheiding en efficiency geheel teniet.
- Jaarlijks hebben gemeenten te maken met 3,1 miljoen ton ongescheiden huishoudelijk restafval en 0,9 miljoen ton restafval dat ontstaat na nascheiding. Dat is samen dus 4 miljoen ton huishoudelijk restafval waarover verbrandingsbelasting betaald moet worden. Hierover zou € 52 miljoen euro belasting betaald moeten worden, waarbij het Rijk er vanuit mag gaan dat dit één op één wordt doorberekend in de Afvalstoffenheffing onder de post ‘Rijksmaatregel’.