Oorspronkelijk wilde de staatssecretaris in aanvulling op het bestaande spreekrecht een zogeheten adviesrecht invoeren. Het slachtoffer zou dan aan de rechter een advies kunnen geven over bijvoorbeeld de schuld van de verdachte en de hoogte van de straf. Echter, de bewindsman ziet af van het adviesrecht omdat er onvoldoende steun voor is. Bijna alle instanties, die de eerste versie van het wetsvoorstel hebben bekeken, vinden het te ingewikkeld en te formeel.
Wél heft hij de bestaande beperking op dat slachtoffers zich alleen mogen uitlaten over de gevolgen van het strafbare feit voor hun persoonlijke leven. Deze wijziging maakt het spreekrecht onbeperkt, minder aan regels gebonden en sluit aan bij de huidige praktijk waarin rechters vaak toestaan dat slachtoffers meer zeggen dan het bestaande (wettelijk) spreekrecht toelaat. De verruiming maakt het mogelijk dat slachtoffers toch iets kunnen zeggen over bijvoorbeeld de schuld van de dader en de hoogte van de straf.
In de praktijk komt dit neer op een sterke regierol voor de rechter. Als het slachtoffer op zitting een met feiten onderbouwde, belastende verklaring aflegt, kan de verdachte die verklaring betwisten en het slachtoffer daarover vragen stellen. Het slachtoffer wordt dan als getuige beëdigd. Maar het is uiteindelijk aan de rechter om te beslissen wanneer dat gebeurt. Als het slachtoffer het alleen over de persoonlijke gevolgen van het misdrijf heeft (gehad), dan is er in het algemeen geen reden om hem of haar als getuige te beëdigen. Op deze opties – en de mogelijke gevolgen – wordt het slachtoffer op zijn verzoek voorafgaand aan de zitting voorbereid door Slachtofferhulp Nederland en de officier van justitie in het zogenaamd slachtoffergesprek.
Overigens blijft het slachtoffer procesdeelnemer en wordt hij geen zelfstandige procespartij. Ook is er voor hem geen rol weggelegd als zogeheten Nebenklager; het Openbaar Ministerie blijft de baas over de vervolging.
De voorgestelde uitbreiding van het spreekrecht kan vorm krijgen binnen de huidige structuur van het strafproces. Het biedt het slachtoffer de mogelijkheid om zich uit te laten over de straftoemeting, maar het is niet nodig daarvoor een “tweefasenproces” in te voeren, zo blijkt uit een onderzoek naar de voor- en nadelen daarvan.